Leefregel van de Priesters van het Heilig Hart
 

In een leefregel legt een kloostergemeenschap vast waar zij zich in hun religieuze leven als kloosterling aan willen houden. Vaak is deze leefregel door de stichter(es) zelf geschreven of door zijn of haar medebroeders of zusters vlak na het overlijden van de stichter van de orde of congregatie.

Een leefregel is vaak heel praktisch van aard. Basisgegeven is dat in een leefregel de zogenaamde evangelische raden worden vastgelegd, dit betekent dat de leden van de congregatie plechtig beloven te leven in gehoorzaamheid, kuisheid en armoede. Maar ook treft men er vaak de regelingen voor de gebedstijden aan. Tegelijkertijd geeft een leefregel ook zicht op de spiritualiteit van de betreffende religieuze gemeenschap.

De leefregel vormt dus eigenlijk de leidraad voor het leven van een religieus binnen een bepaalde religieuze traditie. Wanneer er beslissingen genomen moeten worden over de koers die een congregatie wil varen, bijvoorbeeld bij het bepalen van aandachtsgebieden voor hun pastorale of diaconale werk, dient de leefregel vaak als kompas bij het nemen van beslissingen. Deze beslissingen moeten dan wel nog gesanctioneerd worden door het bestuur van de congregatie.

Trouw aan de leefregel betekent trouw aan de oorspronkelijke inspiratie van de stichter van de congregatie. De leefregel dient daarom ook vaak als hulpmiddel wanneer een congregatie na een aantal jaren weer eens de balans opmaakt van al het werk dat zij verrichten en de manier waarop zij leven. Dat kan betekenen dat met een veranderende samenleving en met de leefregel als kompas nieuwe initiatieven worden ontwikkeld om in te spelen op de specifieke situatie van dat moment. Een leefregel is daarom niet statisch, maar krijgt betekenis doordat concrete mensen deze in een concrete situatie beleven en zich erdoor laten inspireren.

Ook de Priesters van het Heilig Hart laten zich inspireren door de leefregel de door pater Dehon is opgesteld.

I. Trouw aan het charisma van de stichter
 

1. Onze geloofservaring

De Congregatie van de Priesters van het H.Hart van Jezus is in 1878 door pater Joannes-Leo Dehon te St.Quentin gesticht.

Hij ontving de genade en de zending de Kerk te verrijken met een religieus genootschap, dat apostolisch werkzaam is en leeft vanuit een evangelische inspiratie. Het is haar roeping dit charisma vrucht te doen dragen door in te gaan op de noden van Kerk en wereld.oofservaring.

2. Geworteld in de geloofservaring van pater Dehon

Dit genootschap dankt zijn ontstaan aan de geloofservaring van pater Dehon. Dit is eenzelfde ervaring die St.Paulus aldus weergeeft : “Mijn aardse leven van nu is niets anders dan een leven in het geloof aan Gods Zoon, die mij heeft liefgehad en zich voor mij heeft overgeleverd.” (Gal.2,20)

De geopende zijde en het doorstoken Hart van de Verlosser zijn voor pater Dehon de meest sprekende uitdrukking van een liefde, waarvan hij de werkzame aanwezigheid in zijn eigen leven ervaart.

In deze liefde van Christus,die de dood aanvaardt als uiterste gave van zijn leven voor de mensen en als kinderlijke gehoorzaamheid aan de Vader, ziet pater Dehon de bron zelf van het heil.

Uit het Hart van Jezus, op het kruis geopend, wordt de mens met het nieuwe hart geboren, bezield door de Geest en verenigd met zijn broeders in de liefdegemeenschap van de Kerk.

Pater Dehon is zeer gevoelig voor de zonde die de Kerk verzwakt vooral wanneer zij die aan God zijn gewijd zich daaraan schuldig maken.

Hij weet waar de maatschappij aan lijdt. Met zorg heeft hij de oorzaken ervan bestudeerd op het menselijk vlak, zowel persoonlijk als sociaal. Maar de diepste oorzaak van deze menselijke ellende ziet hij in het afwijzen van Christus’ liefde.

De miskenning van die liefde grijpt hem aan en hij wil erop antwoorden door een intieme vereniging met Christus ‘Hart en door de vestiging van diens Rijk in de zielen en in de maatschappij.

Deze verbondenheid met Christus, voortkomend uit het diepst van zijn hart, moet gestalte krijgen in heel zijn leven, vooral in zijn apostolaat, dat gekenmerkt wordt door een intense aandacht voor de mensen, met name voor de meest misdeelden, en door de zorg om de pastorale tekorten in de Kerk van zijn tijd te verhelpen.

Die verbondenheid met Christus vindt haar uitdrukking en middelpunt in het eucharistisch offer, zodat heel zijn leven “een ononderbroken misoffer ” wordt.

3. In dienst van de kerk

Bij het stichten van de Congregatie van de Oblaten, Priesters van het H.Hart van Jesus, heeft pater Dehon gewild, dat haar leden hun religieuze en apostolische leven op een uitdrukkelijke manier zouden verenigen met de verzoenende overgave van Christus aan de Vader tot heil van de mensen. .

Dat nu was zijn kenmerkende en oorspronkelijke bedoeling en het “eigen karakter van het genootschap” , de dienst die het aan de Kerk moet bewijzen, volgens pater Dehons eigen woorden : ” in het: Ecce Venio ( ” zie, ik kom om Uw wil te doen.” red.) en in het Ecce Ancilla ( “Zie de dienstmaagd des Heren.” red.) liggen heel onze roeping, ons doel, onze plicht en onze beloften besloten”.

Pater Dehon verwacht van zijn religieuzen dat zij op profetische wijze van de liefde getuigen en dienaars zijn van de verzoening van mens en wereld in Christus. (Vgl.2 Kor.5,18)

Wanneer zij zich aldus met Hem inzetten voor de strijd tegen de zonde en tegen het gebrek aan liefde in Kerk en wereld, zullen zij door heel hun leven, door hun gebed en werk, door hun lijden en vreugde, de eredienst bewijzen van een allesherstellende liefde waarnaar zijn Hart verlangt.

4. In broederlijke gemeenschap

De Congregatie van de Priesters van het H.Hart van Jezus is een clericaal-religieus en apostolisch genootschap, van pauselijk recht, en bestaat uit provincies en regio’s.

Haar leden leggen publieke geloften af van religieus celibaat, van armoede en gehoorzaamheid volgens de regels en normen van het genootschap.

Vanwege dezelfde religieuze professie zijn allen gelijk en is er geen ander onderscheid dan wat voortkomt uit de kerkelijke ambten.

Als ledematen van Christus, die trouw zijn aan zijn dringende uitnodiging : “Dat allen één zijn,” dragen zij broederlijk elkanders lasten in eenzelfde gemeenschappelijk leven.

 II. In het voetspoor van Christus – Met Christus in dienst van het Rijk Gods
 

1. Onze geloofservaring

In de Kerk hebben wij de blijde boodschap van Jezus Christus leren kennen; Wij hebben de liefde erkend die God voor ons heeft en wij hebben erin geloofd” (1 Joh.4,16)

Wij hebben de gave van het geloof ontvangen dat de grondslag is van onze hoop ; een geloof dat ons leven richt en ons aanzet alles te verlaten om Christus te volgen ; temidden van de uitdagingen van de wereld moeten wij het versterken door het in liefde te beleven.

Daarom belijden wij,samen met onze medechristenen , in de kracht van de Geest , dat Christus de Heer is in wie de Vader ons zijn liefde heeft geopenbaard en die in de wereld verlossend aanwezig blijft.

Niemand kan zeggen : Jezus is de Heer tenzij door de H.Geest (1 Kor. 12,3).

2. Getuigen van de absolute voorrang van het Rijk Gods

Gezonden toen de volheid der tijden gekomen was, heeft Christus, in gehoorzaamheid aan zijn Vader, zich dienstbaar gemaakt ten bate van allen.

De Mensenzoon is niet gekomen om gediend te worden,maar om te dienen en zijn leven te geven als losprijs voor velen..(Mc. 10,45).

Als nieuwe Adam heeft Hij door zijn solidariteit met de mensen de liefde van God geopenbaard en de komst van het Rijk aangekondigd : die nieuwe wereld die , door het tastend zoeken van mensen heen , reeds ontkiemt en tot voltooiing zal komen en alle verwachtingen zal overtreffen,wanneer God door Jezus alles in allen zal zijn.

Wij weten immers, dat de hele natuur zucht en barensweeën lijdt, altijd door. En niet alleen zij, ook wijzelf, die toch reeds de eerstelingen van de Geest ontvangen hebben, ook wij zuchten over ons eigen lot, zolang wij nog wachten op de verlossing van ons lichaam. (Rom. 8, 22 – 23) En wanneer alles aan Hem onderworpen is, zal ook de Zoon zich onderwerpen aan Degene, die alles aan Hem onderwierp , opdat God zij alles in allen ( 1 Kor. 15, 28).

Christus heeft gebeden voor de komst van het Rijk, dat al werkzaam is in zijn aanwezigheid temidden van ons.

Door zijn dood en verrijzenis heeft Hij ons ontvankelijk gemaakt voor de gave van de Geest en voor de vrijheid der kinderen Gods ( vgl.Rom.8, 21).

Hij is voor ons de Eerste en de Laatste, de Levende (Apoc.1,17-18) In Hem is de nieuwe mens geschapen naar Gods beeld in ware gerechtigheid en heiligheid (vgl.Ef. 4, 24).

Dankzij Hem kunnen wij geloven dat, ondanks zonde, mislukking en onrecht, redding mogelijk is, ons aangeboden wordt en reeds is begonnen.

Zijn weg is onze weg.

Gelijk al onze medechristenen zijn wij geroepen om in Christus’ voetstappen te treden en zo tot heiligheid te komen.(1 Tess.4,7).

Daartoe zijt gij geroepen : Christus zelf heeft geleden om uwentwil en u een voorbeeld nagelaten opdat gij in zijn voetstappen zoudt treden ( 1 Petr. 2, 21 ).

Onze roeping tot het religieuze leven is een bijzondere gave, die geworteld is in ons doopsel en vormsel. Zij is gericht op Gods glorie en om getuigenis af te leggen van de allesovertreffende waarde van het Rijk Gods. Zij vindt haar betekenis in een volledige en blijde aanhankelijkheid aan de Persoon van Jezus.

Zij vraagt van ons dat wij Christus navolgen, die “zuiver en arm, door zijn gehooraamheid tot de dood op het kruis de mens heeft verlost en geheiligd “. (P.C.1)

Wij verbinden ons om naar de volmaakte liefde te streven door ons geheel en al te wijden aan de liefde tot God en onze broeders.

Zowel voor ieder van ons als voor onze Communiteiten heeft het religieuze leven een eigen geschiedenis : Vanaf de genade van de beginperiode ontwikkelt het zich door zich te voeden met al hetgeen de Kerk, verlicht door de Geest, voortdurend put uit de schat van haar geloof.

3. Eén met Christus in liefde en overgave aan de Vader

Wij zijn geroepen om de Kerk te dienen in de Congregatie van de Priesters van het H.Hart van Jezus. Ons antwoord veronderstelt een geestelijk leven : een gemeenschappelijke benadering van het Christus-mysterie onder de leiding van de Geest en een bijzondere aandacht voor hetgeen in de onuitputtelijke rijkdom van dit mysterie beantwoordt aan de geloofservaring van pater Dehon en zijn eerste volgelingen.

Als leerlingen van pater Dehon zullen wij de vereniging met Christus in zijn liefde voor de Vader en de mensen tot uitgangspunt en centraal gegeven van ons leven maken.

Bij voorkeur overwegen wij deze woorden van de Heer :”Blijft in mij, dan blijf Ik in u. Zoals de rank geen vrucht kan dragen uit zichzelf, maar alleen als zij blijft aan de wijnstok. Zo gij evenmin, als gij niet blijft in Mij” (Joh. 15, 4) .

Door trouw te zijn aan het luisteren naar het Woord en aan het delen van het Brood, worden wij uitgenodigd de Persoon van Christus en het mysterie van zijn Hart beter te leren kennen en zijn liefde te verkondigen, die alle kennis te boven gaat.

Moge Christus door het geloof zijn intrek nemen in uw hart en moogt gij geworteld en gegrondvest blijven in de liefde. Moogt gij in staat zijn met alle heiligen te vatten, wat de breedte, de lengte, de hoogte en de diepte is, en te kennen de liefde van Christus die de kennis te boven gaat, opdat gij vervuld wordt tot de hele volheid van God. (Ef. 3,17-19).

Ook door onze beschikbaarheid en door onze liefde voor allen, in het bijzonder voor de geringen en voor hen die lijden, beleven wij onze vereniging met Christus. Hoe zouden wij immers Christus in zijn liefde voor ons kunnen begrijpen als wij niet zoals Hij in daad en waarheid liefhebben ?

In die liefde van Christus vinden wij de zekerheid dat de broederlijkheid onder de mensen werkelijkheid zal worden en tevens de kracht ons daarvoor in te zetten.

Overeenkomstig het plan dat zijn liefde Hem al vóór de schepping der wereld ingaf (vgl.Ef.1,3-14),heeft de Vader zijn Zoon gezonden : “Hij heeft Hem overgeleverd voor ons allen”(Rom.8,32) Door Hem te doen verrijzen heeft Hij Hem aangesteld tot Heer, hart van de mensheid en van de wereld, hoop op heil voor allen die luisteren naar zijn stem.

Hoewel Gods Zoon, heeft Hij door zijn lijden gehoorzaamheid geleerd; en tot volkomenheid gebracht, is Hij voor allen die Hem gehoorzamen oorzaak geworden van eeuwig heil (vgl. Hebr.5, 8-10)

Christus bewerkt dit heil door in de harten liefde te wekken tot de Vader en tot elkaar, liefde die doet herboren worden, die ontplooiing betekent voor de menselijke persoon en voor heel de mensengemeenschap en die zich ten volle zal openbaren,wanneer alles onder Hem als Hoofd tot eenheid zal zijn gebracht.

Met St. Jan zien wij de geopende zijdewonde van de Gekruisigde als een teken van een liefde, die in totale zelfgave de mens herschept volgens Gods plan.

Door de beschouwing van Christus’ Hart, symbool bij uitstek van deze liefde, worden wij in onze roeping bevestigd. Wij zijn immers geroepen om ons in te schakelen in de dynamiek van de verlossende liefde, door ons, evenals Christus en samen met Hem, te geven voor onze broeders.

Hieraan hebben wij de liefde leren kennen, dat Hij zijn leven voor ons heeft gegeven; ook wij moeten ons leven geven voor onze broeders ( 1 Joh. 3, 16).

Ofschoon wij zelf in de zonde verwikkeld zijn, kunnen wij toch deelnemen aan het werk van de verlossing. Daarom willen wij, in de dienstverlening van onze verschillende taken, ons met Christus verenigen, die in het leven van de wereld werkzaam is. In solidariteit met Hem en met heel de mensheid en de schepping willen wij ons aan de Vader aanbieden als een levende en heilige offergave die Hem aangenaam is (Vgl.Rom.12,1).

Leeft in de liefde naar het voorbeeld van Christus, die ons heeft bemind en zich voor ons heeft overgeleverd als offergave en slachtoffer aan God aangenaam (Ef. 5, 2).

Zo verstaan wij het eerherstel : als het openstaan voor de Geest (vgl.1 Tess.4,8) als een antwoord op Christus’ liefde voor ons, als een delen in zijn liefde voor de Vader en als medewerking met zijn verlossingswerk midden in de wereld.

Want juist daar bevrijdt Hij ook nu nog de mens van de zonde en herstelt Hij de eenheid onder de mensen. Daar ook doet Hij op ons een appel om onze roeping tot eerherstel te beleven als drijfveer van ons apostolaat (G.S.38)

Het leven van eerherstel zal soms beleefd worden door met geduld en overgave ons lijden aan te bieden, ook al is het in duisternis en eenzaamheid, als een voortreffelijke en geheimnisvolle gemeenschap met het lijden en de dood van Christus voor de verlossing van de wereld.

Op dit ogenblik verheug ik mij, dat ik voor u lijden mag en voor mijn deel aanvullen wat aan de kwellingen van Christus in mijn vlees ontbreekt, ten bate van zijn Lichaam dat de Kerk is (Kol. 1, 24).

Wanneer onze liefde alles bezielt wat wij zijn, wat wij doen en lijden in dienst van het Evangelie, dan zal zij, omdat zij ons doet delen in het werk van de verzoening, de mensheid genezen, haar samenvoegen tot het Lichaam van Christus en haar heiligen tot Glorie en Vreugde van God.

4. Delen in de zending van de Kerk

Als Priesters van het Heilig Hart leven wij in een genootschap tot op de dag van vandaag van hetgeen Pater Dehon ons naliet.

Wij zijn religieuzen die ons door geloften aan de Heer hebben toegewijd, in het perspectief van een geestelijk ideaal dat door de Kerk is erkend : het ideaal van de Stichter. In navolging van hem zijn wij door een bijzondere genade van God geroepen om, als het enig noodzakelijke, in de Kerk een leven te leiden van vereniging met de overgave van Christus.

Deze toewijding heeft uit zichzelf al een echte apostolische vruchtbaarheid. Zoals elk charisma in de Kerk stelt namelijk ook ons profetisch charisma ons in dienst van de heilszending van het volk Gods in de wereld van deze tijd (vgl.L.G.12).

Gedreven door een diep verlangen naar intimiteit met de Heer trachten wij de tekenen van zijn aanwezigheid te ontdekken in het leven van de mensen, waar zijn verlossende liefde werkzaam is.

Christus, die deelgenoot geworden is van onze vreugde en van ons lijden, heeft zich vereenzelvigd met de geringen en met de armen om aan hen de blijde boodschap te verkondigen.

Voorwaar Ik zeg u : alwat gij gedaan hebt voor een dezer geringsten van mijn broeders, hebt gij voor Mij gedaan (Mt. 25, 40).

De Geest des Heren is over Mij gekomen … Hij heeft Mij gezonden om aan armen de blijde boodschap te brengen, aan gevangenen hun vrijlating bekend te maken, en aan blinden dat zij zullen zien; om verdrukten te laten gaan in vrijheid, om een genadejaar af te kondigen van de Heer (Lc. 4, 18).

Als zijn volgelingen moeten wij leven in waarachtige solidariteit met de mensen.

Omdat wij gevoelig zijn voor alles wat de liefde van Christus in de ons omringende wereld in de weg staat, getuigen wij ervan dat de menselijke inspanningen slechts tot volle uitgroei van het Rijk Gods kunnen leiden, indien zij voortdurend gezuiverd en omgevormd worden door het Kruis en de Verrijzenis van Christus.

Door hun levensstaat leggen de religieuzen op heel bijzondere wijze getuigenis af van het feit, dat de wereld niet van gedaante kan veranderd kan worden noch aan God opgedragen zonder de Geest van de Bergrede (L.G. 31).

Ons genootschap is apostolisch van aard. Daarom stellen wij ons graag beschikbaar voor de verschillende apostolische taken van de Kerk. Hoewel niet gesticht voor een bepaald werk, heeft het toch van haar Stichter apostolische oriëntaties ontvangen die haar zending in de Kerk kenmerken.

Tot deze zending behoort volgens pater Dehon krachtens onze geest van overgave en liefde de eucharistische aanbidding, als een authentieke dienst aan de Kerk, als ook het pastorale werk onder de kleinen en geringen, de arbeiders en de armen door hun de ondoorgrondelijke rijkdom van Christus te verkondigen (vgl.Ef.3. 8).

Met het oog op dit pastoraal werk hecht pater Dehon grote waarde aan de vorming van priesters en religieuzen. De missieactiviteit is voor hem een bevoorrechte vorm van apostolische dienstbaarheid.

Bij dit alles staat steeds de zorg voorop, dat de menselijke gemeenschap, geheiligd door de H.Geest, een gave wordt die God behaagt (vgl. Rom.15 , 16).

In navolging van de Stichter willen wij, overeenkomstig de tekenen van de tijd en nauw verenigd met het leven van de Kerk, bijdragen tot de vestiging van het ” Rijk van gerechtigheid en christelijke liefde in deze wereld”.

Evenals voor pater Dehon heeft de activiteit van onze missionarissen voor ons nog altijd een bijzonder belang. Heel de Congregatie is aanwezig in hun werk van evangelisatie, waardoor zij aan de mensen dit blijk van vriendschap geven, dat zij temidden van hen ten dienste staan van de blijde boodschap. Wij vervullen deze dienst in samenwerking met de verantwoordelijke leiders van de lokale kerken. Met hen moeten wij nagaan hoe wij bij onze deelname aan de zending van de Kerk de rijkdom van onze roeping kunnen ontplooien.

5. Vol aandacht voor de oproep vanuit de wereld

Het leven van overgave, dat door de belangeloze liefde van de Heer in onze harten is gewekt, maakt ons gelijkvormig aan de overgave van Hem die zich uit liefde geheel gegeven heeft aan de Vader, en geheel gegeven heeft aan de mensen.

Het brengt ons ertoe om samen met de arme en gehoorzame Heer steeds getrouwer de wil van de Vader te zoeken aangaande onszelf en aangaande de wereld.

Hij wekt onze aandacht voor de oproep die Hij tot ons richt door middel van de grote en kleine gebeurtenissen en in de verwachtingen en verworvenheden van de mensen.

In de wereld van vandaag voelen wij een intens streven naar bevrijding aan het werk : bevrijding van alles wat de waardigheid van de mens schendt en wat de mens bedreigt in het verwezenlijken van zijn diepste verlangens : waarheid, rechtvaardigheid, liefde en vrijheid (vgl.G.S. 26-27).

Onder al deze eisen gaat een dieper en meer algemeen verlangen schuil : personen en groepen zijn aangegrepen door een verlangen naar een leven dat vol en vrij is, naar een bestaan dat menswaardig is….

De wereld van vandaag blijkt tegelijk machtig en zwak te zijn, in staat tot het beste en tot het slechtste. Voor de mensheid staat de weg open naar vrijheid of naar slavernij, naar vooruitgang of naar teruggang, naar broederschap of naar haat.

En de mens wordt er zich bewust van dat het zijn taak is de krachten, die hij zelf in beweging heeft gebracht en die hem kunnen dienen maar ook verpletteren, in goede banen te leiden. Daarom stelt hij zichzelf vragen. (G.S. 9).

Door al dat vragen en zoeken heen voelen wij het verlangen naar een antwoord waarop de mens hoopt zonder dat hij/zij zelf dat volledig kan verwoorden.

Dit verlangen van onze tijdgenoten maken wij tot het onze, omdat het de weg kan openen naar een meer humane wereld, ook al houdt het tegelijk het risico in van mislukking en verval.

Verlicht door het geloof en trouw aan de leer van de Kerk brengen wij het in verband met de komst van het Rijk dat God in zijn Zoon heeft beloofd en gegeven.

De professie van de evangelische raden vervreemdt ons niet van de mensen maar maakt ons integendeel met hun leven meer solidair. In onze wijze van leven en handelen, door namelijk deel te nemen aan de vestiging van de aardse stad en aan de opbouw van het Lichaam van Christus, moeten wij metterdaad duidelijk maken dat het Rijk Gods en zijn gerechtigheid voor alles en in alles moet gezocht worden (vgl. Mt.6, 33)

Niemand mag beweren dat de religieuzen door hun toewijding van de mensen vervreemd raken en nutteloze wezens in de maatschappij worden. Want als zij hun tijdgenoten soms niet rechtstreeks bijstaan, zijn ze hun toch dieper nabij, namelijk in het Hart van Christus. Zo werken zij op geestelijke wijze met hen samen om de opbouw van de stad van de mens op de Heer te grondvesten en naar Hem toe te richten, opdat de bouwlieden tenslotte niet tevergeefs zouden zwoegen. (L.G. 46)

Met Gods genade zouden wij van ons religieuze leven een profetisch getuigenis willen maken, door ons zonder voorbehoud in te zetten voor de komst van de nieuwe mensheid in Jezus Christus.